vakjargon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vakjargon    (hulp, bestand)
  • IPA: /'vɑgjɑrxɔn/
Woordafbreking
  • vak·jar·gon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakjargon vakjargons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetvakjargono

  1. woorden en uitdrukkingen die alleen binnen één bepaald vakgebied worden gebruikt
    • Over dat percentage, in het vakjargon de output floor genoemd, is jarenlang gesteggeld. Europa wilde minder strenge regels dan de Verenigde Staten, en had liefst een output floor van 70 procent gezien. De VS pleitten eerst voor 80 procent, daarna voor 75 procent. Amerikaanse banken kunnen die strenge eisen beter de baas, omdat ze minder hypotheekleningen op hun balans hebben.[1] 
    • De box bereid jonge meisjes voor op de eerste menstruatie, of zoals de dames inmiddels inmiddels in vakjargon zeggen: de menarche.[2] 
Synoniemen
Hyponiemen
  • beursjargon, internetjargon, managersjargon, spoorwegjargon, sportjargon, wetstratees, wijnterminologie, stadhuistaal
Hyperoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord vakjargon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Standaard 08/DECEMBER/2017 om 08:00 door Ruben Mooijman
  2. Tubantia Martin Ruesink en Lisanne Kranenberg 06-OKTOBER-2017
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.