valpoort
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: valpoort (hulp, bestand)
Woordafbreking
- val·poort
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van val zn en poort zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | valpoort | valpoorten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de valpoort v / m [1]
- poort die met een naar beneden vallend hek kan worden afgesloten
- ▸ Maar in het solarium toverde onze moeder ons Hever weer voor ogen, met zijn slotgracht en valpoort, het binnenplein en de zaal waarin de koning dikwijls had gedineerd, en de lange gaanderij waar hij ons beroemde familielid, de bekoorlijke Anna, het hof had gemaakt.[2]
Synoniemen
- stormeg, stormegge, valhek
Gangbaarheid
- Het woord valpoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Victoria Holt“In de schaduw van de troon” (1978), Saga, ISBN 9788726484885
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.