vastendag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vastendag    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vas·ten·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vastendag vastendagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devastendagm [2]

  1. dat dat men niet eet of bepaald voedsel niet eet
     'U eet geen vlees, tante,' vroeg Nimue, 'is het een vastendag?' Morgaine herinnerde zich plotseling hoe zij Viviane had ondervraagd.[3]
     Hij regelde dat de eerste woensdag van elke maand een plechtige vastendag werd om te bidden voor verlossing van de pest.[4]
  2. (religie) dag van de vastentijd


Gangbaarheid

  • Het woord vastendag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.