virusstam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  virusstam    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vi·rus·stam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord virusstam virusstammen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devirusstamm

  1. verzameling micro-organismen die afstamt van één enkel geïsoleerd micro-organisme
     Afgezien van virusstammen heeft niemand ons nodig, denkt Dora.[1]
     Om de mate van besmettelijkheid te bepalen moet je volgens hem kijken naar de mate waarin de virusstam andere stammen gaat overheersen. Bij een besmettelijker virus hoef je minder binnen te krijgen om ziek te worden, het zal daarmee andere stammen wegdrukken. In Engeland lijkt dat nu te gebeuren.[2]
     In het Verenigd Koninkrijk zijn de afgelopen dagen zes gevallen bevestigd. In de meeste gevallen gaat het om mannen die seksueel contact met mannen hebben, zegt de Wereldgezondheidsorganisatie WHO en in alle gevallen gaat het om een besmetting met de West-Afrikaanse stam van het virus, die minder gevaarlijk is dan de Centraal-Afrikaanse virusstam.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord virusstam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
  2. Weblink bron
    Mitchell van de Klundert
    “RIVM: Britse coronavariant verspreidt zich door Nederland” (woensdag 23 december 2020, 18:52), NOS
  3. Weblink bron “Opvallende toename van apenpokken in West-Europa, ook geval in VS” (donderdag 19 mei 2022, 13:26), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.