vliegwerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vliegwerk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvlixwɛrək / (2 of 3 lettergrepen)
Woordafbreking
- vlieg·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vlieg ww en werk zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vliegwerk | vliegwerken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het vliegwerk o
- (toneel) toestel waarmee men tijdens de voorstellen zaken of personen door de lucht kon laten bewegen
- Met toneelspeler kwam aan vliegwerk het toneel binnen vliegen als de witte zwaan.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord vliegwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vliegwerk" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.