voeger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voeger    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • voe·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van voegen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord voeger voegers
verkleinwoord voegertje voegertjes

Zelfstandig naamwoord

devoegerm

  1. (beroep) (bouwkunde) een vakman die de voegen in het metselwerk afwerkt
    • De voeger kon niet buiten werken vanwege de strenge vorst. 
Hyponiemen
  • fineervoeger

Gangbaarheid

  • Het woord voeger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.