voeger
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: voeger (hulp, bestand)
Woordafbreking
- voe·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voeger | voegers |
verkleinwoord | voegertje | voegertjes |
Zelfstandig naamwoord
de voeger m
- (beroep) (bouwkunde) een vakman die de voegen in het metselwerk afwerkt
- De voeger kon niet buiten werken vanwege de strenge vorst.
Hyponiemen
- fineervoeger
Gangbaarheid
- Het woord voeger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voeger" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.