voegen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voegen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • voe·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verbinden’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voegen
voegde
gevoegd
zwak -d volledig

Werkwoord

voegen

  1. (juridisch) Een procespartij kan zich 'voegen' in een zaak waar hij of zijn niet de initiator van is. [3]
  2. het afwerken van metselwerk [4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

devoegenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord voeg
     Het ding barste bijna uit zijn voegen vanwege overbelasting.[5]

Gangbaarheid

  • Het woord voegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.