vont

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vont    (hulp, bestand)
  • IPA: /vɔnt/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • vont
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan middeleeuws (kerkelijk) Latijn fons “bron”. [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vont vonten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

devontv/m [3] [4]

  1. (religie) bekken (op voetstuk), bestemd voor het gewijde doopwater, doopvont
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vont staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
26 %van de Nederlanders;
29 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Frans

Werkwoord

vont

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd van aller
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.