voorraad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voorraad    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvorat/ (2 lettergrepen); /ˈvɔːrˌraːt/
Woordafbreking
  • voor·raad
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘voorhanden hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
  • Uit het Duits of samenstelling van voor en raad (voorzorg) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord voorraad voorraden
verkleinwoord voorraadje voorraadjes

Zelfstandig naamwoord

devoorraadm

  1. wat voor later gebruik wordt opgeslagen
    • Hij had genoeg voorraad om de winter door te komen. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord voorraad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.