vors

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vors    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vors
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kikvorsachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]

Werkwoord

vervoeging van
vorsen

vors

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vorsen
    • Ik vors. 
  2. gebiedende wijs van vorsen
    • Vors! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vorsen
    • Vors je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
Woordafbreking
  • vors

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord vors vorste

vors

  1. (adel) vorst
  2. (bouwkunde) vorst, nok
  3. (verouderd)(meteorologie) vorst


stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
vors
gevors
volledig

Werkwoord

vors

  1. onovergankelijk (zeldzaam) vorsen, onderzoeken
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.