voyeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voyeur    (hulp, bestand)
  • IPA: /vwaˈjør/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • voy·eur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gluurder’ voor het eerst aangetroffen in 1923 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse voir (met het achtervoegsel -eur) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord voyeur voyeurs
verkleinwoord voyeurtje voyeurtjes

Zelfstandig naamwoord

devoyeurm [3]

  1. iemand die minnende paren of vrouwen en meisjes die zich ontkleden bespiedt
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord voyeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  voyeur     le voyeur     voyeurs     les voyeurs  

Zelfstandig naamwoord

voyeur m

  1. voyeur
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.