vrijbiljet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vrijbiljet    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vrij·bil·jet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijbiljet vrijbiljetten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetvrijbiljeto

  1. toegangsbewijs waarvoor men niet heeft hoeven te betalen
  2. reisbewijs waarvoor men niet heeft hoeven te betalen
     Dat ze een vrijbiljet voor een gedelegeerdenwagon hebben, is nog maar de helft van 't verhaal.[2]
     De NMBS heeft beslist om aan de getroffen abonnees twee Leisure Passes aan te bieden, dat zijn vrijbiljetten voor eerste of tweede klasse in functie van de treinkaart. Aan de hand van deze biljetten kan de reiziger op het hele net een dag reizen.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vrijbiljet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
  3. Weblink bron
    bvb
    “Opnieuw treinverkeer op plaats treinramp vanaf 29 juni” (20/06/2013), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.