vroeggeboorte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vroeggeboorte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vroeg·ge·boor·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vroeggeboorte vroeggeboortes
vroeggeboorten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devroeggeboortev

  1. (medisch) het te vroeg geboren worden van een baby
     `U hebt een zware tijd achter de rug. Het herstel van een vroeggeboorte kan lang duren, maar u zou nu wel weer de oude moeten zijn.'Zijn gezicht stond ernstig. 'Ik wil u grondig nakijken. Kleedt u zich in de onderzoekskamer uit, op uw ondergoed na.'[2]
     Simone Doreleijers wil wel tijdens haar zwangerschap geprikt worden. "Ik ben niet bang om corona te krijgen en denk dat de kans klein is dat ik op de IC terechtkom, maar ik word liever niet ziek. Áls je er terechtkomt, kunnen er negatieve gevolgen voor de baby zijn, zoals vroeggeboorte."[3]
Synoniemen
  • partus prematurus
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vroeggeboorte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. Weblink bron “Prikvoorrang voor zwangeren? 'Voor kleine groep op IC is corona dramatisch'” (07-05-2021), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.