wachtzaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wachtzaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɑxtsal/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • wacht·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wachtzaal wachtzalen
verkleinwoord wachtzaaltje wachtzaaltjes

Zelfstandig naamwoord

dewachtzaalv/m

  1. grote ruimte in een gebouw waar mensen enige tijd kunnen verblijven voordat zij verder gaan naar hun eigenlijke bestemming
    • Ook in het Institut Hospitalier in het naburige Massy is de hitte het gespreksonderwerp van de patiënten in de wachtzaal van de dienst spoedgevallen.  [3]
    • Ik was intusschen nieuwsgierig om den vriend te zien, en toen ik de wachtzaal binnentrad, waar de geneesheer van het gesticht, volgens gewoonte, eene korte samenspraak met de leerlingen hield, alvorens de visiet te beginnen, zochten mijne oogen ongeduldig den vriend Salviani in hun midden te onderscheiden.  [4]
  2. grote ruimte in een gebouw voor de bewakers daarvan
    • Waar zijn mijn wachten? vroeg hij ruw. - Hier, Heer.... wees ijverig de eunuch en hij naderde reeds de kleine, bronzen deur ter zijde. In Dareios' wachtzaal, ik meen.... in de uwe, Heer.  [5]
    • Onder de groote poort van 's konings paleis, ter linkerzijde van den zuilengang, lag eene tamelijk groote kamer, welke tot wachtzaal was bestemd. Hier bevonden zich als naar gewoonte eenige Weermannen, die bij den ingang van 's heeren woning moesten waken.  [6]

Gangbaarheid

  • Het woord wachtzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.