wc

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wc    (hulp, bestand)
  • IPA: /weˈse/ (2 lettergrepen); /ʋese/
Woordafbreking
  • wc
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘watercloset’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
  • Afkorting van watercloset [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord wc wc's
verkleinwoord wc'tje wc'tjes

Zelfstandig naamwoord

dewcm

  1. (sanitair) toilet [1]
    • Ik ga even naar de wc. 
     Zelf moest ik ook erg nodig naar de wc, maar ik durfde na dit verhaal absoluut niet meer naar buiten.[3]
  2. (sanitair) toiletpot
    • Je bent de wc vergeten door te trekken. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wc staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.