wensen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wensen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɛnsə()/ (2 lettergrepen); /'ʋɛnsən/
Woordafbreking
  • wen·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wensen
wenste
gewenst
zwak -t volledig

Werkwoord

wensen

  1. verlangen, op iets hopen
  2. op iets hopen voor iemand, toewensen
     Ik wens iedereen wat tijd alleen. Wacht niet tot je een burn-out hebt of in een ernstige situatie bent beland. Zie het eerder als preventie.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dewensenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wens

Gangbaarheid

  • Het woord wensen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.