wether

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈwɛðə(ɹ)/
Woordafbreking
  • we·ther, weth·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Oudengels weðer, uit Oergermaans *weþruz ‘weer, gecastreerde ram’, maar eigenlijk ‘jaarling’, dat terug op de Proto-Indo-Europese wortel *wet- ‘jaar’ gaat.
enkelvoud meervoud
wether wethers

Zelfstandig naamwoord

wether

  1. (landbouw) hamel, gecastreerde ram
  2. (landbouw) weer, gecastreerde bok
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
vervoeging
onbepaalde wijs to  wether 
he/she/it  wethers 
verleden tijd  wethered 
voltooid
deelwoord
 wethered 
onvoltooid
deelwoord
 wethering 
gebiedende wijs  wether 

Werkwoord

wether

  1. (een bok of ram) castreren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.