wijfje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wijfje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɛifjə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • wijf·je
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  wijf zn  met het achtervoegsel -je
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord wijfje wijfjes

Zelfstandig naamwoord

hetwijfjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord wijf
     Daar zit in een eenvoudige huiskamer een arm moedertje bijna te schreien. Daar zit rechts van haar een stuitende lummel onberoerd Het Parool te lezen. Daar staat echter links van haar een innemende knul de pantoffels van het wijfje te repareren, zeggend: „Maandag ga ik naar het buitenland, ouwetje, om centjes te verdienen teneinde wat dekens voor je te kopen."[1]
  2. dim. tant. (dierkunde) exemplaar van het vrouwelijk geslacht
     Kikkereitjes worden buiten het lichaam bevrucht nadat het mannetje het wijfje enige tijd in de paargreep heeft vastgehouden.[2]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord wijfje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Een volksstuk” (3 oktober 1955) op nrc.nl
  2. Weblink bron
    Kees Moeliker
    “Kikkerstandje 8” (22 juni 2016) op nrc.nl
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.