wijf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wijf    (hulp, bestand)
  • IPA: /wɛif/ (1 lettergreep); /ʋɛi̯f/
Woordafbreking
  • wijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijf wijven
verkleinwoord wijfje wijfjes

Zelfstandig naamwoord

hetwijfo

  1. (informeel) vrouw (vaak ook (pejoratief))
    • Wat een lekker wijf! 
     En ineens stonden ze voor een hol en zagen achterin de gloed van een vuur. Er was een lelijk oud wijf dat, zachtjes mompelend, in een pot boven het vuur stond te roeren.[6]
  2. (familie) (juridisch) (verouderd) echtgenote, vrouw [2]
    • En mij zo gunstig eens wou wezen / Van u te maken tot mijn wijf.[7] 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Kletsen als oude wijven [bij elkaar]
Gezegd van vrouwen die veel kletsen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[8]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.