wijzen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wijzen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wij·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘aanduiden (met de vinger)’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wijzen
wees
gewezen
klasse 1 volledig

Werkwoord

wijzen

  1. inergatief met de (wijs)vinger, hand of arm in een richting duiden
    • De man wees naar de klok. 
     `Sinterklaas,' zei het nieuwe Pietje, 'in een hol, hoog in de bergen, woont een heks die toverdranken maakt. Zal ik u de weg wijzen?'[3]
     Als ik de volle maan zie sla ik vreemd genoeg altijd een kruis, kus mijn duim en wijs naar de maan als gebaar van dankbaarheid voor de rijke ervaringen in mijn leven en de mensen om mij heen.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dewijzenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wijs
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord wijze

Gangbaarheid

  • Het woord wijzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.