winkelcentrum

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  winkelcentrum    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • win·kel·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winkelcentrum winkelcentra
winkelcentrums
verkleinwoord winkelcentrumpje winkelcentrumpjes

Zelfstandig naamwoord

hetwinkelcentrumo

  1. gebied of overdekte galerij waar meerdere winkels en horecazaken zijn gevestigd
    • We gingen een middagje winkelen in het plaatselijk winkelcentrum. 
     Bij de balie van het hotel stond een kleine roze leenfiets waarop ik tevreden richting het winkelcentrum fietste.[1]
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord winkelcentrum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.