winkella

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  winkella    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • win·kel·la
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winkella winkella's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dewinkellav/m

  1. la waarin men het geld bergt in een winkel
     Maandagavond omstreeks half zeven, kwam de slager L. aan de Gozewijnstraat te Valkenburg tot de minder aangename ontdekking, dat een flink geldbedrag uit de winkella verdwenen was. In een onbewaakt ogenblik heeft een langvingerige blijkbaar van de gelegenheid gebruik gemaakt om zijn slag te slaan.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord winkella staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
37 %van de Nederlanders;
23 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Geld uit winkella ontvreemd” (25-08-1954), Limburgsch Dagblad
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.