won
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: won (hulp, bestand)
- IPA: / wɔn / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ʋɔn/
- (Vlaanderen, Brabant): /β̞ɔn/
- (Limburg): /wɔn/
Woordafbreking
- won
Woordherkomst en -opbouw
- zn: van Koreaans 원 (won), in de betekenis van ‘munteenheid van Zuid- en later Noord-Korea’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1966 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | won | wons |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de won m
- (financieel) benaming voor verschillende munteenheden uit Korea
- Een lage koers van de won is goed voor de Koreaanse export.
- (numismatiek) (Korea) munt of biljet met de waarde van 1 won
- De Koreaan had alleen een paar wons bij zich.
Schrijfwijzen
- ₩
Hyponiemen
- [1] Koreaanse won (1902-1910)
- [1] Noord-Koreaanse won
- [1] Zuid-Koreaanse won
Werkwoord
vervoeging van |
---|
winnen |
won
- enkelvoud verleden tijd van winnen
- Ik won.
- Jij won.
- Hij, zij, het won.
- Ik won.
Gangbaarheid
- Het woord won staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "won" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "won" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Werkwoord
won
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.