woonplicht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  woonplicht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • woon·plicht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woonplicht woonplichten
verkleinwoord woonplichtje woonplichtjes

Zelfstandig naamwoord

dewoonplichtv/m

  1. plicht om te wonen (in een aangekocht stuk onroerend goed)
    • Het college gaat beleggers de pas afsnijden door een woonplicht in te stellen: wie een huis koopt, moet daarin ook wonen. [1] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'woonplicht' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.