wretch
Niet te verwarren met: retch |
Engels
Uitspraak
- Geluid: wretch (VS) (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
Van Angelsaksisch wrecca., Protogermaans *wrakjon (verwant met o.a. Engels wreak, Nederlands wreken).[1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
wretch | wretches |
Zelfstandig naamwoord
wretch
- arme ziel, arme donder, stakker
- (pejoratief) ellendeling, naarling, schurk
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to wretch |
he/she/it | wretches |
verleden tijd | wretched |
voltooid deelwoord |
wretched |
onvoltooid deelwoord |
wretching |
gebiedende wijs | wretch |
Werkwoord
wretch
- onovergankelijk kokhalzen, (bijna) braken
Synoniemen
- retch
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.