zakenpartner

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zakenpartner    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • za·ken·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakenpartner zakenpartners
verkleinwoord zakenpartnertje zakenpartnertjes

Zelfstandig naamwoord

dezakenpartnerm

  1. iemand met wie men gezamenlijk zaken onderneemt
    • Hij is mijn zakenpartner. 
Synoniemen
Vertalingen


Gangbaarheid

  • Het woord zakenpartner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.