zeeblauw
Nederlands
zeeblauw
Uitspraak
- Geluid: zeeblauw (hulp, bestand)
- IPA: /ˈzeblɑu/
Woordafbreking
- zee·blauw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zee en blauw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeeblauw | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het zeeblauw o
- (kleur) groenblauwe tint zoals die van uitgestrekte oppervlakten van zoutwater
- Het zeeblauw van haar jurk stond haar uitstekend.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zeeblauw | zeeblauwer | zeeblauwst |
verbogen | zeeblauwe | zeeblauwere | zeeblauwste |
partitief | zeeblauws | zeeblauwers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zeeblauw
- (kleur) met groenblauwe tint zoals die van uitgestrekte oppervlakten van zoutwater
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord zeeblauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeeblauw" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.