zeeprik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zeeprik    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzeprɪk/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zee·prik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeeprik zeeprikken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dezeeprikm

  1. (kaaklozen) bepaald soort langerekte parasitaire vis, Petromyzon marinus , die voorkomt in de Atlantische Oceaan
     De Amerikaanse wetenschappers keken met een microscoop naar de buik van de zeeprik, een lampreisoort die in de Atlantische oceaan voorkomt.[2]
     ‘Oke biologietwitter, wat is dit in ’s hemelsnaam?’, met die woorden postte Preeti Desai enkele foto’s van een aangespoelde visachtige op het strand in Texas. Ogen had het dier ogenschijnlijk niet, maar wel een bek vol scherpe tanden. ‘Ik dacht eerst dat het een zeeprik was, maar toen ik die tanden bekeek, wist ik dat dat niet kon.’[3]
Synoniemen
  • zeelamprei
Hyperoniemen
Verwante begrippen
  • zie de categorie Kaaklozen in het Nederlands
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zeeprik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
47 %van de Nederlanders;
48 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Marc Seijlhouwer
    “Zoals de pauw zijn veren gebruikt, lokt de zeeprik vrouwtjes met warme buik” (28-06-2013), Tubantia
  3. Weblink bron
    nkdr
    “Mysterie van aangespoeld ‘zeemonster’ opgelost” (15/09/2017), De Standaard
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.