zeispreuk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zeispreuk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zei·spreuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeispreuk zeispreuken
verkleinwoord zeispreukje zeispreukjes

Zelfstandig naamwoord

dezeispreukv/m

  1. een apologisch gezegde met zelfspot, vaak in de vorm van een bekend gezegde met een ironische toevoeging waarin het woord zei voorkomt
    • «"Kruis of munt" zei de non en trouwde de bankier» is een zeispreuk. 

Gangbaarheid

  • Het woord zeispreuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
9 %van de Nederlanders;
21 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.