zender
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zender (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zen·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zender | zenders |
verkleinwoord | zendertje | zendertjes |
Zelfstandig naamwoord
de zender m [3]
- iemand die iets zendt, verstuurt of doet toekomen
- (techniek) toestel dat elektromagnetische golven uitstraalt
- (media) bedrijf dat een zender [2] gebruikt om radio- of televisieprogramma's om te roepen
Verwante begrippen
- [1] mannelijke vorm van zendster
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
2.
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zenderen |
zender
Gangbaarheid
- Het woord zender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zender" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.