zielennood
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zielennood (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zie·len·nood
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ziel zn en nood zn met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zielennood | zielennoden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zielennood m
- psychische of geestelijke nood
- ▸ Er wordt zeker iets ondernomen om deze mensen te helpen met voedsel en kleding. Maar wie bekommert zich om hun zielennood?”[2]
- ▸ Christus kent de nood als geen ander, stelde ds. Joppe. „Hij weet niet alleen van de lichamelijke nood, maar ook van de zielennood. Bij identiteitsgebonden hulp is er –als het goed is– ook oog voor de geestelijke noden.”[3]
Gangbaarheid
- Het woord zielennood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Evangelist Van den Boogaard in actie onder vluchtelingen in Zuid-Italië” (14-09-2015), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “SGP-wethouder: Werk als plaatselijke diaconieën samen” (02-09-2017), Reformatorisch Dagblad
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.