ziener

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ziener    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzinər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zie·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziener zieners
verkleinwoord zienertje zienertjes

Zelfstandig naamwoord

dezienerm

  1. (persoon) iemand die visioenen heeft, iemand die zegt in de toekomst te kunnen kijken
    • Wat zich voor het oog van de ziener Johannes openbaart in het beeld van de glazen zee verscheen voor de poëtische blik van Novalis als de stad van Arktur. [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord ziener staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.