zijpoort

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zijpoort    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɛiport/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zij·poort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zijpoort zijpoorten
verkleinwoord zijpoortje zijpoortjes

Zelfstandig naamwoord

dezijpoortv/m

  1. toegang tot een gebouw of terrein aan de linker- of rechterkant daarvan, vaak als aanvulling op de hoofdingang
    • Enkele uren voordat Franciscus vanaf zijn balkon de menigte toesprak, liet hij zich onverwachts zien bij een van de zijpoorten van het Vaticaan.  [2]

Gangbaarheid

  • Het woord zijpoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.