zijpoort
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zijpoort (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzɛiport / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- zij·poort
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zij zn en poort zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zijpoort | zijpoorten |
verkleinwoord | zijpoortje | zijpoortjes |
Zelfstandig naamwoord
de zijpoort v / m
- toegang tot een gebouw of terrein aan de linker- of rechterkant daarvan, vaak als aanvulling op de hoofdingang
- Enkele uren voordat Franciscus vanaf zijn balkon de menigte toesprak, liet hij zich onverwachts zien bij een van de zijpoorten van het Vaticaan. [2]
Gangbaarheid
- Het woord zijpoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zijpoort" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Seegers, J.Eerste angelusgebed paus Franciscus door duizenden bijgewoond (17 maart 2013) op website: nrc.nl geraadpleegd 2017-06-26
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.