zo.

Niet te verwarren met: zo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zondag    (hulp, bestand)
  • IPA: /zɔndɑx/
Woordafbreking
  • zo.
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

dezo.m

  1. (afkorting), (tijdrekening), (dag) zondag, de tweede dag van het weekeinde
    «De vergadering is zo. 14 aug. a.s.»
    De vergadering wordt op zondag 14 augustus aanstaande gehouden.
Opmerkingen
  • Echte afkortingen worden als regel met een punt geschreven, maar in opsommingen waar uit de context al duidelijk is dat het om de naam van een weekdag gaat is het gebruikelijk om de punt weg te laten: zo [1].

Meer informatie

Verwijzingen

Gangbaarheid

  • Het woord zo. staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.