zomerpeil
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zomerpeil (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zo·mer·peil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zomer zn en peil zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomerpeil | zomerpeilen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het zomerpeil o
- (waterbeheer) niveau van een water in de zomer
- ▸ Almelo aan de Maas wordt het project in de buurt al gekscherend genoemd. Feit is dat het Lateraalkanaal langs de Schelfhorst een stuk breder is geworden. Het zomerpeil van het kanaal is verbreed van 23 tot 32 meter.[2]
- ▸ In het Land van Heusden en Altena is ook nog een noodpomp aan het werk om akkers en polders droog te pompen. In de rest van het gebied van waterschap Rivierenland is het overtollige water weg en staan de watergangen volgens een woordvoerster weer op het normale zomerpeil. Het schap hoopt op een paar zonnige dagen, zodat de kletsnatte bodem opdroogt.[3]
Synoniemen
- zomerstand
Gangbaarheid
- Het woord zomerpeil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Lateraalkanaal of toch Almelo aan de Maas?” (10-05-2011), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Zesde noodpomp naar Kockengen: huizen nog steeds onder water” (30-07-2014), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.