zul

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zul    (hulp, bestand)
  • IPA: /zɵl/
Woordafbreking
  • zul

Werkwoord

vervoeging van
zullen

zul

  1. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zullen
    • Zul je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Achterhoeks

enkelvoud meervoud
naamwoord zul zullen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zul

  1. (bouwkunde) drempel; verhoging bij deur
Synoniemen


Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord zul zullen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zul

  1. (bouwkunde) drempel; verhoging bij deur
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.