zult

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zult    (hulp, bestand)
  • IPA: /zʏlt/ (1 lettergreep); /zɵlt/
Woordafbreking
  • zult
Woordherkomst en -opbouw
  • zn erfwoord via Middelnederlands sulte, in de betekenis van ‘hoofdkaas’ aangetroffen vanaf 1446, van Oudnederlands sulta in de betekenis ‘zoute grond, zout water’, aangetroffen vanaf 901 [1] [2]
  • bn mogelijk een variant van  zilt bn  [3]
  • ww  zulten ww  zonder de uitgang -en
enkelvoud meervoud
naamwoord zult
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dezultm

  1. (voeding) van de kop van het varken vervaardigd gerecht, meestal enigszins zuur
    • Ik hou niet van zure zult. 
  2. (verouderd) pekel of andere vloeistof gebruikt voor het conserveren van voedsel
Synoniemen

Bijvoeglijk naamwoord

  1. (voeding) zout smakend, met zout geconserveerd

Werkwoord

vervoeging van
zullen

zult

  1. tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd van zullen
    • "Je zult", "ge zult" en "u zult" zijn alledrie goed Nederlands. 
vervoeging van
zulten

zult

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van zulten
  2. gebiedende wijs van zulten

Gangbaarheid

  • Het woord zult staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.