zwakkeling

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwakkeling    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwak·ke·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zwak met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e-
enkelvoud meervoud
naamwoord zwakkeling zwakkelingen
verkleinwoord zwakkelinkje
zwakkelingetje
zwakkelinkjes
zwakkelingetjes

Zelfstandig naamwoord

dezwakkelingv/m

  1. iemand met een zwakke wil
    • Ook goedgebekte mensen worden soms als zwakkeling aangemerkt. 
  2. iemand die fysiek zwak dan wel weinig imposant is
     Niemand heeft respect voor zwakkelingen.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord zwakkeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.