accu
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: accu (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑky / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- ac·cu
Woordherkomst en -opbouw
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | accu | accu's |
| verkleinwoord | accuutje | accuutjes |
Zelfstandig naamwoord
de accu m
- (elektrotechniek) een toestel ('batterij') om elektriciteit op te slaan
- Een elektrische auto heeft een grote accu nodig.
- (figuurlijk) de geestelijke / lichamelijke reserves van een persoon
- ▸ Mijn zorgtank is leeg en ik moet nog heel wat stappen zetten — liefst in stilte — om de accu weer op te laden.[3]
Hyponiemen
- [1] autoaccu, LFP-accu, lithium-ijzer-fosfaat-accu, lithium-ion-accu, loodaccu, NiCd-accu, nikkel-cadmium-accu, nikkel-metaalhydride-accu, nikkel-waterstof-accu, reserveaccu, zoutwateraccu
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een toestel om elektriciteit op te slaan
|
|
Gangbaarheid
- Het woord accu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "accu" herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "accu" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ accu op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Marion Pauw e.a.“4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be