bladzijde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bladzijde    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈblɑtsɛidə/ (3 lettergrepen); /ˈblɑtsɛidɚ/
Woordafbreking
  • blad·zij·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bladzijde bladzijden
bladzijdes
verkleinwoord bladzijdetje bladzijdetjes

Zelfstandig naamwoord

debladzijdev/m

  1. elk van de beide zijden van een blad papier in boek, krant of tijdschrift
    • Pas op de laatste bladzijde van de thriller was het duidelijk wie de moord had begaan. 
    • „Fens zegt…”, las mijn vader, „dat Het wereldje van Beer Ligthart niet goed is.” Pijnlijk verrast keken we elkaar aan. Dat hadden wij alle drie een mooi boek gevonden. Waarom was het niet goed? Omdat, zo legde Fens uit, op bladzijde drie de onvergeeflijke zin stond: „Hij was blind. Dat moest hij nu onder ogen zien.”[3] 
     Salma legt het schriftje op zijn schoot. Hij slaat het met tegenzin open op de eerste pagina, maar ze rukt het weer uit zijn handen, bladert verder totdat ze bij de juiste bladzijde is en geeft het terug.[4]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bladzijde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen