él
Hongaars
Uitspraak
- Geluid: él (hulp, bestand)
- IPA: /ˈeːl/
Werkwoord
él
Zelfstandig naamwoord
él
IJslands
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / jeːl /
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan het Oudnoordse zelfstandige naamwoord él
Klasse n sterk |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | él | élið | él | élin |
genitief | éls | élsins | élja | éljanna |
datief | éli | élinu | éljum | éljunum |
accusatief | él | élið | él | élin |
Zelfstandig naamwoord
él, o
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- regnskúr
- rigning
Zelfstandig naamwoord
él
- accusatief onbepaald onzijdig enkelvoud van él
él
- accusatief onbepaald onzijdig meervoud van él
él
- accusatief onbepaald onzijdig meervoud van él
Spaans
Persoonlijk voornaamwoord
él
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.