пря

Russisch

enkelvoud meervoud
nominatief пря́при́
genitief при́пре́й
datief пре́пря́м
accusatief прю́при́
instrumentalis прёй
прёю
пря́ми
locatief пре́пря́х

Zelfstandig naamwoord

пря v

  1. (verouderd) ruzie, gevecht
Synoniemen
  • спор, состязание, противостояние


Erzja

Zelfstandig naamwoord

пря

  1. (anatomie) hoofd


Moksja

Zelfstandig naamwoord

пря

  1. (anatomie) hoofd, kop
  2. (plantkunde) top, boomtop
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.