gevecht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gevecht    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣɛˈvɛxt/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /χəˈvɛxt/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈvɛxt/
Woordafbreking
  • ge·vecht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gewapend treffen’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • Naamwoord van handeling van vechten met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gevecht gevechten
verkleinwoord gevechtje gevechtjes

Zelfstandig naamwoord

hetgevechto

  1. een handgemeen
    • Het gevecht tussen de buurmannen was losgebarsten. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gevecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.