Abkürzungsweg

Duits

Uitspraak
  • IPA: / ˈapˌkʏʁtsʊŋsˈveːk /
Woordafbreking
  • Ab·kür·zungs·weg
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de zelfstandige naamwoorden Abkürzung en Weg met het invoegsel -s-
enkelvoud meervoud
nominatief der Abkürzungswegdie Abkürzungswege
genitief des Abkürzungswegsder Abkürzungswege
datief dem Abkürzungswegden Abkürzungswegen
accusatief den Abkürzungswegdie Abkürzungswege

Zelfstandig naamwoord

Abkürzungsweg, m

  1. binnenweg
    «Der Weg wird nach Angaben der Polizei „gerne als Abkürzungsweg“ benutzt.[1]»
    De weg wordt volgens verklaring van de politie "vaak als binnenweg" gebruikt.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.