Altnordisch
Duits
Uitspraak
- IPA: /ˈaltˌnɔʁdɪʃ/
Woordafbreking
- Alt·nor·disch
Woordherkomst en -opbouw
- Deadjectief van altnordisch.
Zelfstandig naamwoord
Altnordisch o
- (taal) Oudnoords
- «Es gibt heutzutage keine aktiven Sprecher des Altnordischen mehr.»
- Er zijn tegenwoordig geen actieve sprekers van het Oudnoords meer.
- «Es gibt heutzutage keine aktiven Sprecher des Altnordischen mehr.»
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | Altnordisch, das Altnordische | - |
genitief | (des) Altnordischen | - |
datief | (dem) Altnordischen, auf Altnordisch | - |
accusatief | Altnordisch, das Altnordische | - |
Afkorting
- Anord., Altn., (SIL) non
Synoniemen
- Altnordische Sprache
Antoniemen
- Urnordisch
Hyperoniemen
- indogermanische/indoeuropäische Sprache
Hyponiemen
- Altwestnordisch, Altostnordisch
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.