Ananas

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈananas/
Woordafbreking
  • Ana·nas
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] Komt van het Portugeese ananás, dat weer van de Zuid-Amerikaanse taal Tupí (a)naná stamt.

Zelfstandig naamwoord

Ananas v

  1. ananas
    «Eine Ananas reicht für die ganze Familie.»
    Eén ananas is voldoende voor het hele gezin.
  2. (Oostenrijks) cultuuraardbei
Verbuiging
Synoniemen
  • [2] Ananaserdbeere, Gartenerdbeere, Kulturerdbeere
Hyperoniemen
  • [1] Frucht, Obst, Pflanze, Südfrucht, Trespengewächs
  • [2] Erdbeere, Rosengewächs
Afgeleide begrippen
  • [1] Ananasanbau, Ananasdose, Ananasfrucht, Ananasgalle, Ananasgewächs, Ananaskrankheit, Ananaspflanze, Ananasplantage, Ananasprodukt, Ananassalbei, Ananasschmierlaus, Ananasschneider, Ananasstaude, Ananasstück
  • [2] Ananaserdbeere
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.