Anzahlung

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈanʦaːlʊŋ/
Woordafbreking
  • An·zah·lung
Woordherkomst en -opbouw
  • Deverbatief van anzahlen.

Zelfstandig naamwoord

Anzahlung v

  1. aanbetaling
    «Dafür müssen Sie eine Anzahlung leisten.»
    Daarvoor moet u een aanbetaling doen.
    «Gegen eine kleine Anzahlung können Sie die Ware gleich mitnehmen.»
    Tegen een kleine aanbetaling kunt u het goed direct meenemen.
    «Eine Anzahlung ist nicht nötig. Bezahlen Sie einfach nach Lieferung.»
    Een aanbetaling is niet nodig. Betaal gewoon na de levering.
Verbuiging
Verwante begrippen
  • Vorauszahlung, Vorschuss, Vorschusszahlung
Hyperoniemen
  • Zahlung
Afgeleide begrippen
  • Anzahlungssumme
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.