Gatte

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Gatte    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈgatə /
Woordafbreking
  • Gat·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van de Middelhoogduitse zelfstandige naamwoorden "gate" en "gegate" (= genoot, metgezel)
enkelvoud meervoud
nominatief der Gattedie Gatten
genitief des Gattender Gatten
datief dem Gattenden Gatten
accusatief den Gattendie Gatten

Zelfstandig naamwoord

Gatte, m

  1. (familie) echtgenoot, eega, gade, gemaal
Synoniemen
Antoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.