gemaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gemaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣə.'mal/
Woordafbreking
  • ge·maal
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘echtgenoot’ voor het eerst aangetroffen in 1580.[1]
  • Leenwoord uit Duits Gemahl.[2]
m enkelvoud meervoud
naamwoord gemaal gemaals
gemalen
verkleinwoord gemaaltje gemaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de gemaal m

  1. (formeel) echtgenoot, man
Hyponiemen
o enkelvoud meervoud
naamwoord gemaal gemalen
verkleinwoord gemaaltje gemaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het gemaal o

  1. (waterbeheer) installatie die overtollig water een polder uitmaalt
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gemaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.