Gsicht
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- Gsicht
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Middelhoogduitse woord gesiht zn en het Oudhoogduitse woord gisiht zn met het voorvoegsel g-
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Gsicht | es Gsicht | Gsichder | die Gsichder |
datief | me Gsicht | em Gsicht | Gsichder | de Gsichder |
accusatief | en Gsicht | es Gsicht | Gsichder | die Gsichder |
Zelfstandig naamwoord
Gsicht, o
- (anatomie) gezicht
- «Sei Gsicht waar so rot ass Feier im Offe.»
- Zijn gezicht was zo rood als vuur in de kachel.
- «Sei Gsicht waar so rot ass Feier im Offe.»
Synoniemen
- Aagsicht zn
Uitdrukkingen en gezegden
- der Welt zum Gsicht neigeh
a) riskeren, wagen
b) willekeurig verder gaan
b) willekeurig verder gaan
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.